Bandenspanning controleren

Het gebruik van de juiste bandenspanning verhoogt de rijveiligheid, bespaart brandstof en komt de levensduur van banden ten goede.

Dat de bandenspanning na verloop van tijd daalt is normaal. De bandenspanning varieert ook afhankelijk van de omgevingstemperatuur. Een te lage bandenspanning heeft een negatieve inwerking op het brandstofverbruik, de levensduur van de banden en de rijeigenschappen van de auto. Wanneer u met een te lage bandenspanning rijdt, kunnen de banden oververhit en beschadigd raken. De bandenspanning is van invloed op het rijcomfort, de geproduceerde weggeluiden en de rijeigenschappen.

Aanbevolen bandenspanning

P5-1507-tyre pressure sticker

Op de sticker voor op de portierstijl aan de bestuurderszijde (tussen voor- en achterportier) staat de juiste bandenspanning voor uw auto aangegeven bij verschillende belading en snelheid.

Zuiniger rijden met ECO-bandenspanning

Bij een lichte belading (maximaal 3 inzittenden) en snelheden tot 160 km/h (100 mph) kunt u voor brandstofbesparing de ECO-bandenspanning aanhouden. Als u echter uit bent op een minimum aan rijgeluiden en optimaal rijcomfort wordt geadviseerd de lagere Comfort-bandenspanning aan te houden.

Bandenspanning controleren

Controleer iedere maand de bandenspanning. Voer de controle uit bij koude banden, wat betekent dat de banden even koud/warm zijn als hun omgeving. Al na enkele kilometers rijden worden de banden warm en loopt de spanning op.
Vul zo nodig lucht bij zodat de bandenspanning overeenkomt met de goedgekeurde bandenspanning op de bandenspanningssticker.

 N.b.

  • Plaats na het oppompen van een band altijd het ventieldopje terug om schade aan het ventiel door grind, vuil e.d. te voorkomen.
  • Gebruik alleen kunststof dopjes. Metalen ventieldopjes kunnen roesten en zijn moeilijk los te draaien.