Wissers en -sproeiers

De ruitenwisser en -sproeier reinigen de voorruit en achterruit. De koplampen worden met hogedruksproeiers gereinigd.

Ruitenwissers1

P4-1446-Torkare och spolare
Ruitenwissers en -sproeiers.
  1. Ikon röd cirkel 1Regensensor, aan/uit
  2. Ikon röd cirkel 2Duimwiel gevoeligheid regensensor/snelheid ruitenwissers

Ruitenwissers uitgeschakeld

Symbol vindrutetorkare av

Haal de hendel naar stand 0 om de ruitenwissers uit te schakelen.

Enkele slag

Symbol enkelsvep

Haal de hendel omhoog en laat deze los om de wissers een enkele slag te laten maken.

Intervalstand

Symbol intervalltorkning

Met het duimwiel kunt u het aantal wisslagen per eenheid van tijd instellen wanneer u de intervalstand hebt geselecteerd.

Ononderbroken wissen

Symbol kontenuerlig torkning 1

De wissers bewegen op normale snelheid.

Symbol kontenuerlig torkning 2

De wissers bewegen op hoge snelheid.

 Belangrijk

Voordat u de wissers in de winter activeert, moet u controleren of de wisserbladen niet zijn vastgevroren en of evt. sneeuw of ijs op de voorruit (en achterruit) is weggehaald.

 Belangrijk

Gebruik voldoende sproeiervloeistof als de wissers de voorruit schoonmaken. De voorruit moet nat zijn als de ruitenwissers werken.

Servicestand wisserbladen

Voor het reinigen van voorruit/wisserbladen en het vervangen van wisserbladen, zie Wisserbladen en Wasstraat.

Regensensor*

De regensensor registreert de hoeveelheid regen op de voorruit en schakelt automatisch de ruitenwissers op de voorruit in. De gevoeligheid van de regensensor is in te stellen met het duimwiel.

Wanneer de regensensor actief is, brandt het lampje in de bijbehorende knop en verschijnt het regensensorsymbool Symbol regnsensorn 1 - text op het instrumentenpaneel.

Activeren en gevoeligheid instellen

Om de regensensor te activeren dient de motor te lopen of de transpondersleutel in stand I of II te staan en de ruitenwisserhendel in stand 0 of die voor een enkele wisslag.

Activeer de regensensor door op de knop Symbol regnsensorn 1 - text te drukken. De ruitenwissers maken een slag.

Als u de hendel omhooghaalt, maken de ruitenwissers een extra slag.

Draai het duimwiel omhoog voor een grotere gevoeligheid en omlaag voor een lagere gevoeligheid. (de wissers maken een extra slag, als u het duimwiel omhoogdraait.)

Deactiveren

Deactiveer de regensensor met een druk op de knop Symbol regnsensorn 1 - text of haal de hendel omlaag naar een ander wisprogramma.

De regensensor wordt automatisch gedeactiveerd wanneer u de transpondersleutel uit het contactslot neemt of vijf minuten nadat u de motor hebt afgezet.

 Belangrijk

In de wasstraat kunnen de ruitenwissers van de voorruit starten en beschadigd raken. Schakel de regensensor uit terwijl de auto loopt of de transpondersleutel in stand I of II staat. Het symbool op het instrumentenpaneel en het lampje in de knop doven.

Koplamp- en ruitensproeiers

P4-1446-Spolning av strålkastare och rutor
Sproeierfunctie.

Ruitensproeiers voorruit

U activeert de sproeiers van de voorruit en de koplampen door de hendel naar het stuurwiel toe te trekken.

Nadat u de hendel hebt losgelaten maken de ruitenwissers op de voorruit nog enkele slagen en worden de koplampen gesproeid.

Hogedruksproeiers koplampen*

De hogedruksproeiers van de koplampen verbruiken een grote hoeveelheid sproeiervloeistof. Om vloeistof te besparen, worden de koplampen alleen iedere vijfde keer dat u de voorruitsproeiers activeert gesproeid.

Gereduceerde sproeifunctie

Wanneer er nog ca. 1 liter sproeiervloeistof in het reservoir zit en op het instrumentenpaneel de melding verschijnt dat u sproeiervloeistof moet bijvullen, worden de koplampen en de achterruit niet langer schoongesproeid. Dit omdat de sproeifunctie van de voorruit en een goed zicht door de voorruit de voorrang hebben.

Achterruitwisser en -sproeier

P4-1446-Torkning och spolning av bakruta
  1. Ikon röd cirkel 1Ruitenwisser achterklep – intervalstand
  2. Ikon röd cirkel 2Ruitenwisser achterklep – continu wissen

Wanneer u de hendel naar voren haalt (zie pijl op bovenstaande afbeelding), activeert u de ruitenwisser/-sproeier van de achterklep.

 N.b.

De achterruitwisser is beveiligd tegen oververhitting zodat de wissermotor wordt uitgeschakeld bij oververhitting. De achterruitwisser werkt weer na een periode van afkoelen (30 seconden of langer afhankelijk van de motor- en de omgevingstemperatuur).

Ruitenwisser achterklep, achteruitrijden

Als u de auto in de achteruitversnelling zet terwijl de voorste ruitenwissers actief zijn, zal de intervalstand van de ruitenwisser op de achterklep starten2. Bij het inschakelen van een andere versnelling valt de ruitenwisser op de achterklep stil.

Als de ruitenwisser op de achterklep echter al op continue snelheid werkt, vindt er geen wijziging plaats.

 N.b.

Op auto's met een regensensor wordt bij achteruitrijden de achterruitwisser geactiveerd, op voorwaarde dat de sensor geactiveerd is en het regent.
  1. 1 Voor het vervangen van wisserbladen en de servicestand van de wisserbladen, zie Wisserbladen. Voor het bijvullen van sproeiervloeistof, zie Sproeiervloeistof - bijvullen.
  2. * Optie/accessoire.
  3. 2 Deze functie (intervalstand tijdens het achteruitrijden) kunt u desgewenst uitschakelen. Bezoek een werkplaats. Volvo adviseert u daarvoor contact op te nemen met een erkende Volvo-dealer.