Bedieningspaneel verlichting
Met het bedieningspaneel voor de verlichting kunt u de buitenverlichting inschakelen en aanpassen. U gebruikt het ook om de display- en instrumentenverlichting alsook de sfeerverlichting aan te passen.
Overzicht bedieningspaneel verlichting

Standen draaiknop
Dezelfde lampen worden gebruikt voor de dagrijlichten en stadslichten/parkeerlichten vóór. De lichtsterkte is groter, wanneer de lampen worden gebruikt voor de dagrijlichten.N.b.
| Stand | Betekenis |
|---|---|
![]() | Dagrijlicht[2] wanneer het elektrische systeem van de auto in sleutelstand II staat of als de motor warm is. Grootlichtsignalering mogelijk. |
![]() | Dagrijlicht, sidemarkers voor en achterlichten/parkeerlichten/sidemarkers achter, wanneer het elektrische systeem van de auto in sleutelstand II staat of als de motor warm is. Achterlichten/parkeerlichten/sidemarkers, wanneer de auto geparkeerd staat. Grootlichtsignalering mogelijk. |
![]() | Dagrijlicht, sidemarkers voor en achterlichten/parkeerlichten/sidemarkers achter bij daglicht, wanneer het elektrische systeem van de auto in sleutelstand II staat of als de motor warm is. Dimlicht en achterlichten/parkeerlichten/sidemarkers bij slechte verlichting overdag of bij donker of wanneer de mistachterlichten of de continue wisfunctie van de achterruitwisser geactiveerd is/zijn. De functie Tunneldetectie* is geactiveerd. De functie Actief groot licht* is te gebruiken. U kunt het groot licht inschakelen, wanneer u het dimlicht voert. Grootlichtsignalering mogelijk. |
![]() | Dimlicht en stadslichten/parkeerlichten/sidemarkers. Groot licht kan worden geactiveerd. Grootlichtsignalering mogelijk. |
Volvo adviseert u de stand
te gebruiken zolang de verkeerssituatie of de weersgesteldheid niet ongunstig is voor Actief groot licht*.
Instrumentenverlichting
Afhankelijk van de sleutelstand worden bepaalde displays en instrumenten verlicht, zie Sleutelstanden - functies in verschillende standen.
De displayverlichting wordt bij donker automatisch gedimd. De gevoeligheidsgraad van deze functie is in te stellen met het duimwiel.
Ook de sterkte waarmee het instrumentenpaneel verlicht wordt stelt u in met het duimwiel.
Koplamphoogteregeling
Door de belading van de auto wordt de hoogte van de koplampen gewijzigd, zodat u tegemoetkomend verkeer mogelijk verblindt. U kunt dat voorkomen door de koplamphoogte bij te stellen. Stel de koplampen lager af als de auto zwaar beladen is.
- Laat de motor draaien of zet het elektrische systeem van de auto in de sleutelstand I.
- Draai het duimwiel omhoog of omlaag om de koplampen hoger of lager af te stellen.

Alleen bestuurder
Bestuurder en voorpassagier
Inzittenden op alle zitplaatsen
Inzittenden op alle zitplaatsen en maximale belading in kofferbak
Bestuurder plus maximale belading in kofferbak
Auto’s met actieve xenonkoplampen* zijn uitgerust met automatische koplamphoogteregeling, zodat het duimwiel ontbreekt.



