Aanbevolen onderhoud van de gecombineerde camera en radarsensoren

De gecombineerde camera en radarsensoren werken alleen naar behoren wanneer u deze ontdoet van vuil, ijs en sneeuw en ze regelmatig reinigt met water en autoshampoo.

 N.b.

Vuil, sneeuw en ijs op de sensoren kunnen aanleiding geven tot onterechte waarschuwingssignalen, tot systeembeperkingen of ervoor zorgen dat het systeem niet meer werkt.

Op de volgende afbeeldingen zijn de oppervlakken gemarkeerd die schoon moeten worden gehouden. Dit geldt zowel voor de linker- als rechterkant van de auto.

P5-1507-Park Assist Pilot, location of parking sensors, Bird View
Positie van de parkeersensoren rond de auto
P5-1507-City Safety, windscreen camera
Positie van de voorste gecombineerde camera en radarsensoren
Px-2122-V-Keep sensor area clean rear
Locatie van de radarsensoren aan de achterzijde
  • Voor optimale werking is het belangrijk om de oppervlakken vóór de sensoren schoon te houden.
  • Bevestig geen voorwerpen, tape of stickers binnen het oppervlak van de sensoren.
  • Maak cameralenzen regelmatig schoon met lauw water en autoshampoo. Wees voorzichtig zodat er geen krassen op de lens komen.

 Belangrijk

Laat het onderhoud aan rijhulpcomponenten over aan een werkplaats – geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.