Cruisecontrolfuncties kiezen en activeren

Bij specifieke voorkeur voor een cruisecontrolfunctie kan die worden geselecteerd op het middendisplay voordat u ze activeert met de stuurknop. Dit geldt voor snelheidsbegrenzer, cruisecontrol (CC1), Pilot Assist* en Adaptive Cruise Control*.

Tik op iCup-2037-Settings symbol op het middendisplay.
Druk op Rijden en activeer de gewenste functie.
Wanneer de gewenste functie is gekozen - druk op de stuurknop P5-1507-Cruise Control, speed limiter, activates speed limiter and stores current speed symbol 5x3,5 om te activeren.
Het symbool op het bestuurdersdisplay brandt – de functie wordt gestart en de actuele snelheid wordt als maximumsnelheid opgeslagen.
Als de functie stand-by wordt gezet – druk op de stuurknop P5-1507-Cruise control, speed limiter, activates speed limiter from standby mode symbol 5x3,5 om opnieuw te activeren.
De cruisecontrolmarkeringen op het bestuurdersdisplay gaan branden - de auto volgt daarna weer de laatst opgeslagen snelheid.
Gebruik stuurknop P6-2037-XC40BEV-Steering wheel left buttons, right arrow om te schakelen tussen Pilot Assist* en Adaptive Cruise Control*.
Zo krijgt u altijd Pilot Assist bij activering van cruisecontrolfuncties bij elke nieuwe rijcyclus:
Tik op iCup-2037-Settings symbol op het middendisplay.
Tik op Rijden.
Activeer Standaard Pilot Assist.

 Waarschuwing

Wanneer u de snelheid weer hervat met de stuurknop P5-1507-Cruise control, speed limiter, activates speed limiter from standby mode symbol 5x3,5, kan er een markante snelheidstoename volgen.

Voorwaarden

Om enkele functies te kunnen starten moet aan bepaalde voorwaarden zijn voldaan.

Snelheidsbegrenzer en automatische snelheidsbegrenzer

  • Activering van de snelheidsbegrenzer is pas mogelijk nadat de motor is gestart.
  • De laagst mogelijke maximumsnelheid die u kunt opslaan is 30 km/h (20 mph).

Cruisecontrol

  • Voor het starten van de cruisecontrol vanuit de stand-bystand moet de actuele snelheid 30 km/h (20 mph) of hoger zijn.

Adaptive Cruise Control

  • U moet de veiligheidsgordel om hebben en het bestuurdersportier moet dichtstaan.
  • Er moet binnen een redelijke afstand een voorligger (doelvoertuig) aanwezig zijn of de actuele snelheid moet minimaal 15 km/h (9 mph) zijn.

Pilot Assist

  • U moet de veiligheidsgordel om hebben en het bestuurdersportier moet dichtstaan.
  • De zijmarkeringen van de rijstrook zijn duidelijk zichtbaar en te detecteren door de auto.
  • Er moet binnen een redelijke afstand een voorligger (doelvoertuig) aanwezig zijn of de actuele snelheid moet minimaal 15 km/h (9 mph) zijn.
  • De snelheid mag niet hoger zijn dan 140 km/h (87 mph).
  • De bestuurder moet zijn/haar handen aan het stuur houden.
  1. 1 Cruise Control
  2. * Optie/accessoire.