Bestuurdersdisplay
Het bestuurdersdisplay geeft informatie weer over de auto en het rijden.
Van het bestuurdersdisplay maken deel uit meters, indicatoren en controle- en waarschuwingssymbolen. Wat er op het bestuurdersdisplay wordt weergegeven, hangt af van de uitrusting, instellingen en de op dat moment actieve functies van de auto.
Het bestuurdersdisplay wordt geactiveerd zodra er een portier wordt geopend, d.w.z. in contactslotstand 0. Het bestuurdersdisplay dooft, als het enige tijd niet wordt gebruikt. Om het weer te activeren moet u het volgende doen:
- Activeer contactslotstand I.
- Open een van de portieren.
Maak geen gebruik van de auto, als het bestuurdersdisplay na de activering/start dooft of niet oplicht of als het bestuurdersdisplay of delen ervan onleesbaar zijn. Bezoek onmiddellijk een werkplaats. Geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.Waarschuwing
Bij storingen in het bestuurdersdisplay kan mogelijk geen informatie over het remsysteem, de airbags of andere veiligheidssystemen worden weergegeven. U kunt de status van de autosystemen dan niet controleren en evenmin waarschuwingen en informatie ontvangen.Waarschuwing

| Links | In het midden | Rechts |
|---|---|---|
| Snelheidsmeter | Controle- en waarschuwingssymbolen | Toerenteller/hybridemeter[1] |
| Dagtellers | Buitentemperatuurmeter | Schakelindicator |
| Kilometerteller[2] | Klok | Rijmodus |
| Informatie over cruisecontrol en snelheidsbegrenzer | Meldingen, in bepaalde gevallen met grafische voorstellingen | Brandstofmeter |
| Verkeersbordinformatie* | Informatie over portieren en gordels | Hybridemeter |
| - | Laadstatus | Actieradius op tank |
| - | Mediaspeler | Actieradius op accu |
| - | Navigatiekaart* | Momentaan brandstofverbruik |
| - | Telefoon | Appmenu (te activeren met de stuurknoppenset) |
| - | Stembediening | - |
| - | Kompas[1] | - |
Dynamisch symbool

Het dynamische symbool in zijn basisvorm.
In het midden van het bestuurdersdisplay staat een dynamisch symbool dat er afhankelijk van het type melding anders uitziet. Een amberkleurige of rode aanduiding rond het symbool geeft de ernstigheidsgraad van controle- en waarschuwingsmeldingen aan.

Aan de hand van een animatie is de basisvorm te wijzigen in een grafische voorstelling om de locatie van het probleem aan te geven of om informatie te verduidelijken.
